Het hoofdgebouw (de woning) ligt in het bos en het zwembadhuis aan het ven. Beide gebouwen zijn met elkaar verbonden door een aantal ondergrondse vertrekken. Deze zijn gedeeltelijk aan het zicht onttrokken en vormen een nieuwe plooiing in het landschap. Door de rijkheid en gevarieerdheid van de natuur ligt elk onderdeel in een andere omgeving met een specifieke sfeer. Het uitzicht is vanaf elke plek uniek.
De verschillende sferen van het landschap zijn ook in de materialisatie van de gebouwen tot uitdrukking gebracht. Het woonhuis ligt in het meest ‘donkere’ deel van het terrein en is zwaar en relatief gesloten gehouden. De muren zijn van gestapeld natuursteen.
Het houten dak van de woon- en eetkamer is gemaakt van western red ceder planken en lijkt onder het riet vandaan te schuiven. De wanden zijn hier volledig van glas en praktisch afwezig; dichter bij de natuur wonen is bijna niet voorstelbaar. Het zwembad is op dezelfde manier als de woonkamer gematerialiseerd. Van een afstand lijkt het daarom alsof aan de rand van het ven alleen een houten dak is geplaatst – pas dichterbij wordt het groenige glas zichtbaar. Architectuur en natuur vloeien samen.